We liggen op ons rug op het strand. Hij met zijn hoofd op mijn buik. Starend naar de blauwe lucht, waarin alles zo kalm en vredig lijkt. In de verte doorbreekt een vliegtuig de stilte. Hij wijst ernaar en zegt: “Ik hou van vliegtuigen in de lucht. Het idee dat die mensen op reis zijn, op weg naar geluk, geeft me een gevoel van vrijheid.” Hij valt even stil, glimlacht en vervolgt: “Totdat ik me realiseer dat diezelfde mensen uren op een kluitje in een oncomfortabel vlucht zitten. Met huilende baby’s naast hen. Kauwend op smakeloos vliegtuig voedsel. Geïrriteerd op zoek naar enige vorm van comfort in het discomfort van de reis.”
Ik grinnik. Van buitenaf lijkt het beeld van het vliegtuig inderdaad rooskleurig. Het doet me denken aan social media, waar wij enkel het vliegtuig zien vanaf de grond. Maar het verhaal van de mensen in het vliegtuig? Hun vertrekpunt, bagage? Het discomfort en de frustratie tijdens de reis naar de nieuwe bestemming waar ze meer geluk hopen te vinden? Dat zien we niet. Hun verleden, verlangen, dromen en hoop voor de toekomst, liggen verborgen in de lucht. Kijkend naar beneden, naar ons op het strand, dromen zij wellicht van onze bestemming.
Het vliegtuig vliegt over en verdwijnt uit ons zicht. De kalmte keert terug in de lucht. En we besluiten dat we helemaal oké zijn waar we zijn. Met onze haren in de wind, het zand oncomfortabel tussen onze kleren. Maar ik ben gelukkig, en ik denk hij ook. Want in mijn reis, zijn reis, kennen we de waarheid; het is niet altijd zo mooi als het lijkt. En juist in dat discomfort, vinden we elkaar. In die vrijheid van het accepteren van het oncomfortabele, ligt ons geluk verscholen. Hier op de grond, in het zand, met de zon op ons gezicht.